Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik zal de hittigheid Mijns toorns niet uitvoeren; Ik zal niet [27]wederkeren om Efraim te verderven; want Ik ben [28]God en geen mens, de [29]Heilige in het midden van u, en Ik zal [30]in de stad niet komen. 27. Dat is, Ik zal nu niet wederom alzo aan Efraim doen, dat Ik hem gans zou vernielen, gelijk Ik eenmaal de voorzegde steden gedaan heb. Vergelijk Jes.12:6, en Jes.54:5; Ezech.16:53 met de aantekening aldaar. 28. Waarachtig en onveranderlijk in mijne beloften; Num.23:19; Mal.3:6, enz. 29. Zie Ps.71:22, en dienvolgens zal Ik mij nog een volk onder u overig behouden, dat Ik heilig om mij te dienen, enz. Vergelijk Ezech.16:60. 30. Als een vijand, die in een stad invalt en alles daarin vernielt; of gelijk Ik eertijds in de stad Sodom kwam om die te vernielen, gelijk vs.8, hetwelk op de voorgaande woorden: Ik zal niet wederkeren, of wederom keren, enz., zeer wel past. Zie de aantekening. Anders: Ik zal in de stad niet komen; dat is, in geen stoffelijke plaatsen meer wonen, maar in uwe harten. Vergelijk Joh.4:21.